Het Nederlands Pijpersgilde heb ik ‘ontdekt’ in 1969 toen ik mij inschreef voor de opleiding muziekdocent bij het Gehrelsinstituut in Amsterdam.
Onderdeel van het vakkenpakket was de keuze tussen de blokfluit en de bamboefluit.
Mies Müller, een dame, al op gevorderde leeftijd, legde uit waaruit de lessen zouden bestaan als je voor de bamboefluit zou kiezen. Een van de belangrijkste verschillen tussen de blokfluit en de bamboefluit is, dat je de laatste zelf moet bouwen. Onder haar leiding, vanzelfsprekend.
Ook liet zij horen hoe de bamboefluit klinkt en ik was ogenblikkelijk gecharmeerd van de intieme klank. Wat een verschil met de (in mijn oren) schelle klank van de blokfluit. Ik speelde toen al goed viool, maar geen blokfluit. Dus ik zou zowel op de bamboefluit als op de blokfluit een beginner zijn. Het zelf maken van je fluit, sprak mijn creatieve geest wel aan.
Ik maakte mij alleen wel wat bezorgd of ik genoeg tijd had om binnen de twee jaar (zo lang duurde deze zaterdagse muziekopleiding) genoeg zou hebben geleerd om op dit onderdeel te slagen.
Deze vraag stelde ik dan ook aan Mies Müller. Ze reageerde wat korzelig en zei zoiets als: ‘als je het leuk vindt, doe je het en anders niet’. Ik snap nu waarom ze deze vraag niet begreep. Voor haar was het bouwen van een bamboefluit ‘een fluitje van een cent’. Ik was een blanco vel papier en wist toen niet dat ik in de veertig jaren daarna zo intens zou genieten van alles wat het Pijpersgilde te bieden had en heeft.
Mijn eerste zomercursus (1974?) was een cursus voor jong en oud met kamperen op een vrijliggend veldje van een camping dichtbij Lochem. Overdag waren we in het gebouw van de Huishoudschool in Lochem, waar Truus Muller directrice was. Zij was - bijna vanzelfsprekend - al jaren actief lid van het Pijpersgilde.
Wat was ik daar in mijn element! Jong en oud door elkaar in de fluit- en bouwgroepen. De warme maaltijd werd door een kookstaf in de school bereid. Er werd niet alleen gefloten en gebouwd, maar ook volksdansen stond dagelijks op het programma en we studeerden een musical in. Suite du petit prince, speciaal voor bamboefluiten gecomponeerd door Tera de Marez Oyens! Ook de enscenering werd die week door de deelnemers gemaakt. Ik meen dat Fransje Pannenkoek, dochter van Anneke, de rol van de kleine prins speelde. Ongekend genoegen!
Het jaar daarna ging ook mijn zus met haar gezin mee naar Lochem!
Toen ik begin zeventiger jaren lid werd van het Gilde, waren de meeste gildeleden al op leeftijd en dus heel blij dat ik als jongere erbij kwam. Ik geloof dat Ita Kloos toen een van de weinige actieve jongeren was en zij was toch nog wel 10 jaar ouder dan ik. De vader van Corry de Klepper zat toen o.a. in het bestuur. Ik was 28 jaar toen men mij vroeg of ik lid van het bestuur wilde worden. Ze wilden graag een jonger persoon erbij omdat ze hoopten daarmee ook makkelijker andere jongeren te interesseren. Ik woonde destijds in Apeldoorn en voor een bestuursvergadering in Utrecht was het met de trein in drie kwartier, goed te doen. Twee jaar later echter verhuisde ik voor een nieuwe werkkring naar Weerselo, Twente. Van daaruit zou ik 21/2 uur ( 5 uur heen en terug) moeten reizen om de bestuursvergaderingen in Utrecht bij te wonen. (Er was in die tijd nog geen Zoom!) Dus toen stapte ik maar weer uit het bestuur.
In 1975 vroeg Truus Muller of ik zin had om samen naar een cursus te gaan in Schotland. Het Pipers guild organiseerde daar hun landelijke zomercursus. De accomodatie was geweldig; een fraai gelegen meisjesinternaat in een buitenwijk van Edinburgh. De studenten waren met vakantie en wij hadden allemaal een ruime privé kamer. Er was ook een indoor swimmingpool en de koks toverden de ene verrukkelijke Schotse schotel na de andere op tafel voor de cursisten.
De docenten kwamen uit de regio Londen, Midden Engeland, Wales en Schotland. Allemaal waren ze geweldig gekwalificeerd. Er was ook ruimte om op eigen initiatief de stad te bekijken. Na afloop van de cursus zijn we nog vijf dagen langs de Oostkust van Schotland gereden, een schitterend landschap met veel eilanden.
In 1976 werd in Gwatt, Zwitserland, een internationale cursus bamboefluiten gehouden en natuurlijk was ik van de partij. Een dergelijke cursus wordt een keer per vijf jaar gehouden en vergt een enorme organisatie. Er zijn maar vier landen die zo’n evenement kunnen managen: Nederland, Frankrijk, Engeland en Zwitserland. Er komen soms wel 250 deelnemers en de staf is ook internationaal. Je kunt tegelijk deelnemer en docent zijn. Het was mijn eerste internationale cursus en het zou niet de laatste zijn, ik heb er zeven meegemaakt. Elk van de vier genoemde landen is dus na 20 jaar aan de beurt om de organisatie op zich te nemen.
Alleen in de Coronaperiode, toen Nederland aan de beurt was, moest de cursus met een jaar worden uitgesteld. Tussentijds zijn er om de vijf jaar ook internationale cursussen uitsluitend voor docenten. Deze cursussen liggen vanzelfsprekend op een hoger niveau. Ik was in 1994 in Engeland op een teachers course and gaf leiding aan een workshop fluiten versieren (decorate).
Robert Rich, die misschien al gildelid was vanaf de oprichting, had nog nooit een fluit gedecoreerd. Daar waagde hij zich niet aan, totdat hij in mijn workshop verscheen. Het gonsde door de cursus:’heb je het al gehoord? Robert is een fluitje aan het versieren…’ Bij de tentoonstelling aan het eind van de cursus was iedereen nieuwsgierig naar het resultaat en vol lof over Robert’s fijnzinnige penseelwerk. Het was een klein meesterwerk en Robert was als altijd zeer bescheiden maar toch apetrots.
In 1996 vroeg Zwitserland of ik in de internationale cursus de workshop ‘decorating pipes’ wilde doen. Ik vond dat een hele eer, maar helaas waren er te weinig deelnemers. Als ‘troostprijs’ mocht ik toen een workshop altfluit bouwen geven van de Zwitserse organisatie. Ook heel leuk en geheel in ‘mijn straatje’.
Veel Nederlanders hadden zich voor de internationale cursus opgegeven. Ik regelde als internationaal correspondent een touringcar die ons naar het wat afgelegen Zuoz bracht en daar ook weer ophaalde. Vooral vanwege de vele bagage een uitkomst en nog gezellig ook. Ik herinnerde me het gedoe in 1991 toen we in Parijs in de metro bij de tourniquets steeds vast kwamen te zitten met al die fluiten en zware koffers. Maar ik had geluk bij het bestellen van de bus. De dochter van mijn buren had een vriendje die bij een particuliere busonderneming werkte. Hij mocht de touringcar 10 dagen meenemen. Hij en zijn vriendin gingen dan in de buurt van Zuoz kamperen. Omdat er hoogzomers geen schoolreisjes zijn, kon de ondernemer die bus best zo lang missen. We hoefden dus maar een keer de heen en terugreis te betalen.
Elk land organiseert meestal elk jaar ook een eigen zomercursus. Ik ben dan ook verschillende keren als deelnemer naar zo’n landelijke cursus gegaan; in Engeland, Schotland (2x) en Oostenrijk. Hoewel het niet gewoonlijk was dat buitenlanders een landelijke cursus bij wonen, was ik meer dan welkom. En de contacten spreken mij altijd erg aan. Ook kent elk land zijn eigen sfeer die tijdens de cursus tot uiting komt. Zo is er bijvoorbeeld in Engeland veel aandacht voor het versieren van de fluit. Margaret James, de grondlegster van het Pipers’ Guild benadrukte altijd de drie pijlers die het evenwicht moesten bepalen: Play, Make, Decorate.
Dat versieren heeft in Nederland lang in het ‘verdomhoekje’ gezeten. Velen wilden en willen hun fluit blank laten. Ik heb mij als tekendocent ingezet om het versieren van fluiten te propageren. Ik ben heel blij dat dit nu door Hetty van Geene is opgepikt en er meer animo in Nederland is gekomen om de fluit te versieren.
Maar mijn allereerste internationale cursus (in Zwitserland) maakte op mij de meeste indruk. Zo herinner ik me de eerste avond. Alle deelnemers werden bij zonsondergang verwacht op een open plek en we werden erheen gelokt door een simpele heldere melodie. Vanuit een rank torentje met een lichtje bovenin speelde een kleine marionet op een bamboefluitje. Het was magisch! Het popje leek werkelijk te leven! Iedereen was muisstil.
Een internationale cursus duurt 10 dagen, met inbegrip van heenreis en terugreis. Halverwege de cursus worden er een of meerdere uitstapjes gepland voor alle deelnemers. Alleen dat al is ook een hele uitzoekerij. Ik weet niet meer wat we in Zwitserland anno 1976 als excursie deden, maar twintig jaar later, in 1996, reden we met alle deelnemers in een speciale trein van Zuoz in het Ober Engadin, langs Sankt Moritz, het meer van Silvaplana en over de hooggelegen Malojapas (1815 m) met o.a. uitzicht op de meer dan vierduizend meter hoge Bernina, naar Soglio in het warme zuiden, vlakbij de Italiaanse grens. Onvergetelijk!
Ook herinner ik me nog goed de cursus in 1991 in Chatenay Malabry, vlakbij Parijs. De Fransen zijn zeer gedisciplineerd en als zij iets organiseren is het altijd Top! De excursie daar was een boottocht op de Seine in Parijs in de avond met alle deelnemers. Subliem en sfeervol. De Notre Dame en de Eiffeltoren en veel andere gebouwen in footlights. Sowieso was deze cursus subliem voorbereid. De dagelijkse maaltijden waren bijzonder smakelijk en wijn kon je onbeperkt tappen uit grote tonnen. Ik zag sommige Nederlanders daar gretig gebruik van maken, wel meerdere keren. En daarbij te bedenken dat Fransen deze hoofdmaaltijd tussen de middag gebruiken! Fransen stellen hoge eisen aan het samenspel en de concertjes die ze gaven met de eigen leden waren van zeer hoge kwaliteit. Genieten dus.
Nederland was in 1981 aan de beurt om de internationale cursus te organiseren. Hiervoor werd het hele complex Rolduc in Zuid Limburg afgehuurd. Dat jaar bestond de excursie ook uit een boottocht en wel met alle deelnemers op de Maas. Zo’n excursie waarbij iedereen tegelijk mee kan, geeft ruimte voor contact. En de fijne contacten zijn in mijn beleving dan ook de kracht en het meest boeiende van alle nationale en internationale cursussen. De sfeer is altijd geweldig. In de Gildes bestaat geen hiërarchie en iedereen, jong of oud, wordt bij de voornaam genoemd. Het is niet verwonderlijk als je weet dat onder degenen die de basis hebben gelegd in menig Gilde, je veel antroposofen en quakers zult aantreffen. Trefwoorden bij de antroposofie zijn hoofd, hart en handen (creativiteit), maar ook aandacht, inspiratie, authenticiteit en intuïtie. Trefwoorden bij de quakers: verzoening, gerechtigheid, vrede. Geen hiërarchie, gezamenlijke verantwoordelijkheid.
In 1992 ging ik met Truus ten Cate, internationaal correspondent van het Gilde, naar het zestigjarig jubileum van het Pipers Guild, dat in Londen werd gevierd. ( weet je dat het Piper’s Guild de officiele naam is en dus niet English Piper’s Guild wil worden genoemd? Bovendien is het Gilde in de UK aanwezig in 🏴 Wales, 🏴 Scotland en 🏴 England en zij zijn erg gesteld op de eigen identiteit.) In de vierde UK-poot, Noord-Ierland, wordt bij mijn weten geen bamboefluit gebouwd. Het doet mij intens verdriet dat het Piper’s Guild in de UK nu aan een zijden draadje hangt. Er is niet of nauwelijks nieuwe aanwas en slechts op één plaats (Crawley, ten zuiden van Londen) gelegenheid om in een groep het vak te leren. Dit jaar is daar in de buurt ook de enige landelijke cursus geweest, die slechts 5 dagen duurde. De leden zijn vrijwel allemaal van de ‘3rd age’, en dat stimuleert jongeren vast ook niet. In Londen speelt nog een kleine groep van 4 of 5 leden wisselend bij een van de leden thuis.
Truus ten Cate vroeg mij bij die feestelijke viering van het 60-jarig jubileum in 1992 of ik het correspondentschap van haar wilde overnemen en dat deed ik graag.
Ik heb van jongs afaan veel gereisd en mij altijd erg geïnteresseerd voor de inwoners van het land waar ik verbleef. Dat mijn vader esperantist was, heeft die belangstelling natuurlijk aangewakkerd.
Als internationaal correspondent kreeg ik o.a. de landelijke bulletins van de aangesloten Gilden.
Daar haalde ik telkens een leuk artikel uit voor ons eigen ‘Pijpersnieuws’, zoals het destijds heette.
Ook wakkerde het mijn interesse aan om naar landelijke cursussen in het buitenland te gaan. Elk Gilde heeft een eigen sfeer en overal ben je meer dan welkom. Je wordt ook vaak uitgenodigd om na de cursus te blijven logeren. Zo ben ik twee keer te gast geweest bij Robert Rich, een schat van een man, en…..een quaker. Hij heeft mij toen ook meegenomen naar een bijeenkomst van quakers. Het sprak mij erg aan. Robert was mijn gast in 1981 toen Nederland de internationale cursus organiseerde. We hebben toen een uitstapje gemaakt met een bootje in de Weerribben. Mary Argent kwam daar toen ook met het gezin waarbij zij te gast was.
Nederland was dus na de Zwitsers aan de beurt om de internationale cursus te organiseren. Dat is zo allesomvattend dat je die vijf jaren die tussen deze cursussen zit, wel nodig hebt om alles tot in de puntjes te verwerken. Omdat ik als internationaal correspondent niet in het bestuur zat (ik denk dat dit noodzakelijk is om de lijnen kort te houden), heb ik mijn functie ‘uitgeleend’ aan de voorzitter van ons Gilde. Het heeft mij verdriet gedaan, dat die functie na de cursus van 2001 bleef ingelijfd bij het voorzittersschap. Ik had het met veel liefde nog langer gedaan.
In de negentiger jaren heb ik met mijn broer Elzo de redactie van het Pijprsnieuws verzorgd. Een leuke functie. Ik verzamelde de kopij en mijn broer verwerkte het op de computer. Hij is een pietjeprecies, dus dat kwam wel goed. De inburgering van de computer was in volle gang en nog niet zo geavanceerd als heden ten dage. Wij stelden het bestuur voor het ‘Pijpersnieuws’ digitaal aan de leden te zenden. Maar dat was een brug te ver! Het ambachtelijke van een ‘handgedrukt’ blad zou verdwijnen, dacht men en het moest blijven zoals het was.
Tegenwoordig is het ondenkbaar als het Gilde niet gebruik zou willen maken van de mogelijkheden die internet biedt. Alle Gilden hebben een website. Ga maar eens googelen op bijvoorbeeld de website van de internationale federatie : bamboopipes-international.org
Of op de website van het Zwitserse gilde: bambusfloete.ch Daar vind je veel vrij toegankelijke informatie over het spelen, met muziek fragmenten, maar ook een hele instructieve cursus bamboefluiten bouwen, inclusief film- en foto beelden. Toegankelijk voor iedereen. Tegelijk is het opleidingsniveau van de docenten erg hoog. Muziekscholen en conservatoria leiden docenten ‘bamboefluit spelen’ op. Sedert 1998 zijn ze erkend door het Zwitsers Muzikaal Pedagogisch Verband. De honoraria zijn conform docenten voor andere instrumenten.
Ook het Franse Gilde heeft een mooie website: flute-de-bambou.com met enkele te downloaden muziekstukken. Puntgaaf gespeeld, zoals de Fransen dat kunnen. Dat is propaganda!
Een jaar of 10 geleden heb ik mijn lidmaatschap opgezegd, omdat ik niet meer actief was in het Gilde. Mijn fluiten, muziek en alles wat ik op bamboefluitgebied bijeen had gespaard in die veertig jaar dat ik lid was, heb ik gedoneerd aan het Gilde. Ik vind het fijn te weten dat mijn erfenis daarme goed terecht is gekomen. Zeker nu ik weet dat ik ongeneeslijk ziek ben en niet lang meer zal leven. Ik hoop en wens dat het Gilde een bloeiende en boeiende toekomst tegemoet gaat.
Ankie Hommes.